betaïne is een trimethylglycinederivaat dat deelneemt aan epigenetische processen, met name de methylering van deoxyribonucleïnezuur (DNA) en histonen. De betaïne of choline in het dieet zal worden geoxideerd tot betaïne, de methylgroep zal worden geleverd aan homocysteïne, dat zal worden omgezet in methionine.
De rol van betaïne in varkensvoer is het verminderen van de onderhoudsbehoefte van dieren. De hypothese voor dit waargenomen effect is dat wanneer betaïne de intracellulaire osmotische druk kan handhaven, de vraag naar ionenpompen wordt verminderd, wat een proces is dat energie nodig heeft. Daarom wordt verwacht dat bij een beperkte energie-inname het aanvullende effect van betaïne duidelijker zal zijn, omdat het de energie die nodig is voor groei verhoogt in plaats van onderhoud.
Betaïne speelt niet alleen een rol bij de osmotische bescherming bij dieren. Bovendien kunnen veel bacteriën betaïne accumuleren door transport vanuit de omgeving. Er zijn aanwijzingen dat betaïne een positief effect kan hebben op de bacteriepopulatie in het maagdarmkanaal van gespeende biggen. Het totale aantal ileumbacteriën, vooral bifidobacteriën en lactobacillen, neemt dramatisch toe. Bovendien worden er minder enterobacteriën in de ontlasting aangetroffen. Het aanvullen van de voeding met 2500 mg/kg betaïne is effectiever dan 1250 mg/kg in het verminderen van diarree. De prestaties van gespeende biggen zijn echter vergelijkbaar op de twee supplementniveaus. Andere onderzoekers hebben aangetoond dat wanneer betaïne wordt toegevoegd aan 800 mg/kg, de snelheid en incidentie van diarree bij gespeende biggen lager is.3