betaïne is een natuurlijke verbinding en de meeste dieren en planten bevatten betaïne. Tarwe en suikerbieten zijn twee veel voorkomende planten die een hoog gehalte aan betaïne bevatten. Bij gebruik binnen de toegestane limieten wordt pure betaïne als veilig beschouwd. Omdat betaïne bepaalde functionele eigenschappen heeft, kan het onder bepaalde omstandigheden een essentiële voedingsstof (of additief) worden, daarom wordt er steeds meer pure betaïne toegevoegd aan de voeding van varkens en pluimvee. Heeft betaïne een functie om uitdroging van het lichaam te voorkomen?
U kunt te veel betaïne eten als u een tekort aan water heeft. Dit is niet het gebruik van de methyldonorfunctie, maar het gebruik van betaïne om de celhydratatie te reguleren. Bij hittestress is de reactie van de cel het accumuleren van anorganische ionen, zoals organische osmotische middelen zoals natrium, kalium, chloor en betaïne. In dit geval is betaïne de meest effectieve verbinding omdat het geen negatief effect heeft op de eiwitstabiliteit. Als osmotische regulator kan betaïne, wanneer het lichaam uitgedroogd is, de nieren beschermen tegen hoge concentraties elektrolyten en ureum, de functie van macrofagen verbeteren, de waterhuishouding in de darmen reguleren en vroegtijdige celdood voorkomen.
Vanuit praktisch oogpunt is gemeld dat het toevoegen van betaïne aan voer kan voorkomen dat darmvlokken krimpen en de activiteit van proteolytische enzymen kan verhogen, waardoor de darmgezondheid van gespeende biggen wordt bevorderd. Een vergelijkbare functie weerspiegelt ook dat wanneer pluimvee lijdt aan coccidiose, het toevoegen van betaïne aan pluimveevoer de darmgezondheid kan verbeteren.33